In mijn adviespraktijk lijkt het wel alsof het toezichthouden op semipublieke organisaties steeds minder leuk is geworden. Er zal geen toezichthouder zeggen dat hij/zij de risico’s liever mijdt, maar ik krijg het gevoel dat een onderdeel van de afweging is ‘Waarom zouden we dit plan gaan uitvoeren, want er hangt onmiddelijk een negatieve associatie aan dit plan.’ Denk hierbij aan een voornemen tot reorganiseren, tot fuseren of tot het opzoeken van belanghouders en/of de pers. Let op: er zijn uitzonderingen op dit gevoel, zoals ik heb ervaren in een recent fusieproject.

Het gevoel wordt versterkt door de nieuwe regel in de corporatiebranche dat alle toezichthouders gescreend worden in een zogenaamde ‘fit & proper test’. Deze test is geen slecht idee om mensen te weren die een ‘commissariaatje erbij doen’ (voor de sociale status). Echter, de diepgang van persoonlijke informatie en de oppervlakkigheid van het gesprek met ambtenaren, die je screenen, hebben het risico dat de beste personen bedanken voor de eer. Een beetje Raad van Toezicht besteedt gauw 70 tot 90 uur per jaar per persoon aan deze functie, waarbij het risico dat je gegrild wordt als er hommeles in de tent is steeds groter wordt.

Ik werd in deze gedachte versterkt door twee columns in het FD.
F. Grapperhaus schrijft dat het populisme van rechts en van links leidt tot extreme meningen en reacties, onder andere op impopulaire plannen (denk aan de asielzoekers). Hij citeert daarbij een Europeese studie in 16 landen die de conclusie trekt dat het belangrijk is dat de werkende midden- en lagere klasse weerbaar is, waaraan het vakbondslidmaatschap in de vorige decennia een wezenlijke bijdrage had. Anno 2016 zijn de vakbewegingen gemarginaliseerd, zodat het de vraag is wie (en hoe) de gewenste weerbaarheid in ere herstelt. 
M. Pheijffer schrijft dat de valkuil van toezichthouders om – als reactie op de gure wind uit de maatschappij – Governance in te vullen als een checklist. Dit zogenaamde ‘cover my ass’ gedrag versterkt in de buitenwereld het gevoel dat ‘de elite zomaar wat doet’. In zijn artikel citeert hij twee hoogleraren die pleiten dat de principes van governance toegepast moet worden én moeten worden uitgelegd. Toezichthouders moeten uit zichzelf verantwoordelijkheid nemen en verantwoording afleggen.